Het grappige is dat als het over nitrificatie en filters gaat, er altijd word aangenomen dat de sponzen mechanisch werken en de speciale bio media voor de bacteri�n aanhechting zorgt.
Klopt dit eigenlijk wel? Of is het iets wat de fabrikanten ons willen wijsmaken om zo meer te verdienen? Je vind echt nergens resultaten van testen hieromtrent.
Seachem heeft wel een interessant artikel over de bruikbare oppervlakte van een paar media. Pdf heet "
A Study of Specific Surface Area for Matrix, Eheim Substrat Pro, and JBL MicroMec"
De universiteit van Gent heeft tijdens een onderzoek naar nitrificatie door archaea en bacteri�n in aquariumfilters, ook eens onderzocht in welk filtermedium de bacteri�n en archaea zich het meeste vestigen.
De filters hadden telkens 3 soorten media: sponzen, keramische en gesinterd glas pijpjes.
Dus volgens de theorie zouden deze het beste op het glas en keramische pijpjes hechten, en het minste in de sponzen.
Blijkbaar klopt dit dus niet:
For F5, relative AOA abundance was highest in the middle compartment (sponge), followed by the bottom (ceramic) and top (glass) compartments. For F6, relative AOA concentrations peaked in the top compartment (fine sponge), followed by the middle (rough sponge) and bottom (ceramic) compartments. Both filters had a bottom-to-top flow pattern, but the trends in F5 suggest that AOA copy number was not influenced by the position with respect to the water flow.
The highest AOA copy numbers were detected in(fine) sponge carrier material for both F5 and F6, suggesting a preferential AOA growth or biofilm attachment to this medium. DGGE profiles for thaumarchaeal
16S rRNA genes revealed low diversity and high spatial stability among different compartments of F5 and F6 aquaria (Figure 6). The community composition of the top, middle and bottom compartment in both F5 and F6 was highly similar
with the presence of two or three intense bands. This indicated that although AOA had preferential growth on fine sponge materials, the community composition across the biofilter media types was stable.
Er word hier aangegeven dat waar het filtermateriaal zich ook bevond (1e, 2e of 3e plaats), er steeds meer aanwezig waren op de sponzen dan pas op het keramisch, en als laatste op het glas. Al was het verschil niet heel groot. Het omgekeerde van wat er dus altijd beweert word.
En de samenstelling van de populaties over al de verschillende filtermaterialen stabiel waren.
Over de werking van Siporax zijn er in het International space station interessante experimenten gedaan:
Biological filter capable of simultaneous nitrification and denitrification for Aquatic Habitat in International Space Station